Toen de aardbeving vorig jaar zijn vrouw en twee van zijn kinderen doodde, greep Mehmet Keklik naar de Koran. In het dorpje Sekeroba, waar NRC hem destijds tegenkwam, zat hij rustig te bidden naast zijn ingestorte huis. „God stelt ons hiermee op de proef”, zei Mehmet destijds. „De vraag is: vervloek je het leven, of blijf je dankbaar?”
Een jaar later zit de 45-jarige man op de bank in zijn ouderlijk huis. Zijn bejaarde moeder dommelt weg in een hoekje van de kamer, zijn vader Muharrem wrijft glimlachend over zijn gebedskraaltjes. Muharrem junior, één van Kekliks twee nog levende kinderen, zit op het tapijt naast een kachel waarop een pot thee staat te pruttelen.
De rouw valt Mehmet zwaarder dan hij had gedacht. „Ik voel me een beetje als een vogeltje met gebroken vleugels”, zegt hij. „Hoeveel ik ook tegen mezelf zeg dat alles goed komt, het helpt niet.” Naar de begraafplaats gaat hij liever niet, dat vindt hij te confronterend. Maar ’s nachts ziet hij zijn gestorven vrouw en kinderen terug in zijn dromen. „Ik zie hoe ze in de keuken staat terwijl ik buiten met onze kinderen speel. Daarna is het moeilijk wakker worden.”
Verbrijzeld been
Ook financieel heeft Mehmet het zwaar. Hij is weer aan het werk in een textielfabriek in de nabijgelegen stad Kahramanmaras, maar verdient met een minimumloon van omgerekend 515 euro per maand veel te weinig om zijn huis te kunnen repareren. Zeker omdat er ook nog de dokterskosten zijn van zijn zoon Muharrem, wiens been verbrijzeld werd tijdens de aardbeving.
Maar klagen doet Mehmet niet. Integendeel: precies zoals vorig jaar hamert hij juist op het belang van ‘sabr’, wat ‘geduld’ of ‘standvastigheid’ betekent en samen met het concept ‘shukr’ [dankbaarheid] de kern vormt van het islamitische geloofsbegrip. „Een moslim moet geduldig en dankbaar zijn”, zegt Mehmet. „Dan beloont God ons vanzelf.”
Lees ook
‘Dit is een test van God: blijf je dankbaar of vervloek je het leven?’
President Erdogan kent deze mores maar al te goed. Toen zijn regering kort na de aardbeving van 6 februari onder vuur kwam te liggen vanwege de trage noodrespons en het toelaten van onverantwoorde bouwpraktijken, romantiseerde hij niet voor niets het concept van sabr. „Zoals mijn volk altijd sabr heeft getoond in tijden van rampspoed, zo zal het dat nu weer doen”, zei Erdogan destijds te midden van ingestorte appartementen in Kahramanmaras.
Een jaar later staat zijn AK-partij in het veelal conservatieve aardbevingsgebied nog stevig overeind. De pijn en het verdriet over de meer dan 53.000 doden hebben zich niet vertaald in grootschalige protesten of politieke verandering. Erdogan won juist in tien van de elf getroffen provincies de verkiezingen van afgelopen mei. In Sekeroba kreeg hij zelfs 82 procent van de stemmen – ruim 3 procentpunt meer dan bij de vorige stembusgang.
„Tegen wie zouden we moeten protesteren?”, zegt Mehmet, die de aardbeving als een lotsbestemming ziet en vindt dat de regering heeft gedaan wat ze kon. Dat in meer seculiere steden zoals het zwaar getroffen Antakya meer kritiek op de overheid kinkt, wijst wat hem betreft op een gebrek aan geloof. „Wie écht gelooft, kan niet boos zijn.”
Nieuwe huizen
Toch komt de steun voor Erdogan juist ook voort uit heel wereldlijke afwegingen, vertelt Mehmets broer Bilal. „Burgers zijn echt niet dom”, zegt hij. „Wij weten ook wel: als de [oppositiepartij] CHP hier aan de macht komt, duurt het nog jaren voordat er nieuwe huizen zijn. Alleen Erdogan krijgt zoiets snel gedaan.”
En inderdaad: in Sekeroba heeft Erdogan al geleverd. Aan de rand van het dorp met zo’n achtduizend inwoners staan tientallen gloednieuwe appartementencomplexen voor honderden bewoners. Ze zijn gebouwd in opdracht van het staatsbouwbedrijf TOKI, dat vaak lucratieve contracten uitbesteedt aan bouwbedrijven in handen van Erdogans bondgenoten.
De komende twee maanden zullen 75.000 nieuwe huizen worden overgedragen aan hun eigenaars, aldus Erdogan. Dat hij voorafgaand aan de verkiezingen in mei nog beloofde dat hij binnen één jaar na de aardbeving 319.000 huizen zou bouwen, wordt in Turkse media nauwelijks opgemerkt, want ook die media zijn veelal in handen van Erdogans bondgenoten. De berichtgeving is dan ook uiterst lovend over de TOKI-flats die Erdogan deze week aandoet tijdens zijn herdenkingstournee door het aardbevingsgebied.
„Misschien komt de president ook bij ons langs!”, zegt Zekeria Bolat, een bouwvakker uit Sekeroba met een brede snor en grote zwarte wenkbrauwen. Hij staat in de modder voor de pasgebouwde TOKI-flats, vergezeld door twee wat verlegen Syrische jongens die voor hem werken. De bouw begon in mei, vertelt hij, en heeft zo’n vier maanden geduurd. „We waren met vijfhonderd man. Het is heel snel gegaan.”
Kippen en eenden
Desondanks zijn de huizen zeer zorgvuldig gebouwd, benadrukt de bouwvakker. Er is volgens hem eerst uitgebreid onderzoek gedaan naar de grond en uitsluitend gebruik gemaakt van het beste beton. Die beweringen zijn lastig te controleren, maar niet per se ongeloofwaardig: tijdens de aardbeving van 6 februari bleek dat door TOKI gebouwde woningen minder vaak zware schade opliepen. Toch voelt Bolat er weinig voor om in de door hemzelf gebouwde huizen te gaan wonen. „Ik heb kippen, eenden en andere dieren”, zegt hij lachend. „Dat is niet zo geschikt voor een TOKI-huis.”
De komst van de flatgebouwen zal het leven in de dorpjes in het aardbevingsgebied behoorlijk veranderen. Want hoewel de Turkse minister van milieu, stadsontwikkeling en klimaatverandering vorig jaar nog zei dat de nieuwe TOKI-huizen „drie à vier” verdiepingen zouden tellen en gebouwd zouden worden „in lijn met de lokale architectuur”, zijn de flatgebouwen in Sekeroba vijf verdiepingen hoog en passen ze qua stijl beter in een betonnen buitenwijk van Istanbul dan in een klein dorp.
„Maar ja, vroeger werkten we met ezels en nu met tractoren”, zegt Mehmet relativerend. Hoewel hij zich laat ontvallen dat de TOKI-flats iets weg hebben van „een gevangenis”, zegt hij de verandering te omarmen en prijst hij de regering voor de snelle bouw. „We moeten de overheid feliciteren.”
Wie er precies in de flats gaan wonen, zal bepaald worden door een loting. Daarbij wordt volgens Mehmets broer Bilal voorrang gegeven aan groepen zoals oorlogsveteranen, en moeten belangstellenden kunnen aantonen dat ze wettelijk eigenaar van een verwoest huis zijn. De helft van de huur wordt volgens hem gedekt door de overheid.
Toch zijn er ook in Sekeroba mensen die zich in de steek gelaten voelen. Neem Saliha Agan, een vrouw met zes kinderen die al een jaar in een container woont. „Het is ijskoud en altijd nat”, zegt Agan, die met vijf van de zes kinderen voor een elektrisch kacheltje zit. Haar buren komen soms wat eten en geld brengen, vertelt ze, maar van de overheid heeft ze naar eigen zeggen geen extra hulp ontvangen, „Ik ben gisteren weer naar het loket voor sociale bijstand geweest, maar ze zeiden dat ik over een maand terug moet komen.”
Ook bij de toewijzing van TOKI-flats vist Saliha achter het net. Omdat ze voor de aardbeving geen huiseigenaar was, maakt ze geen aanspraak op een nieuwe flat. Wat haar betreft is dat onrechtvaardig. „Ik ben toch ook een mens?”, zegt ze. „Er zijn genoeg huizen. Ik hoor zelfs dat sommige mensen in het dorp kans maken op twee huizen!”
Saliha vermoedt dat de mukhtar (het dorpshoofd) zijn vrienden voortrekt bij de selectie van mogelijke kandidaten. Als schaapherder uit een andere provincie die hier acht jaar geleden is komen wonen, maakt ze bij dat soort vriendjespolitiek geen enkele kans. „Wij zijn niet van hier”, zegt ze. „We komen uit Urfa en spreken Arabisch, net als de Syriërs. Dus moeten de mensen ons niet.”
Bij de gemeentelijke verkiezingen van maart weet Saliha dan ook wat haar te doen staat. „Ik stem op een andere mukhtar!”, zegt ze verbeten. Maar gevraagd of ook haar kijk op Erdogans regering het afgelopen jaar veranderd is, kijkt ze ietwat verbaasd. „Natuurlijk niet, Erdogan is onze vader”, zegt ze. „Hem laten we nooit in de steek.”
Lees ook
Wachten op de grote klap: Istanbul leeft in geleende tijd